Eens waren we cement
innig verbonden met draden van staal
We droomden grootse dromen
over de kleine dingen in het leven
Wandelden hand in hand over ongerepte paden
verwonderd over de vogels die voor ons zongen
Hondenwolkjes kabbelden voorbij in serene rust
en onze ogen lieten elkaar nooit met rust
Maar het cement brokkelt af
niet bestand tegen de zwiepende takken
Tot er niets overblijft dan los zand
en de korrels ons omsluiten
Steeds verder dwalen we af
tot de echo niet meer hoorbaar is
en ik alleen sta in al mijn onmacht
en treur om wat ooit mijn toekomst was